Project 'Kinderen en gezonde voeding' (GVO-dienst Socialistische Mutualiteiten)
Toespraak van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming Frank Vandenbroucke
vrijdag 28 januari 2005
Dames en heren,
'De school staat niet alleen'. Dat is niet enkel een goede titel voor een boek. Het is ook een weerspiegeling van de werkelijkheid. In de maanden dat ik onderwijsminister ben, heb ik dat al meermaals mogen ondervinden. De maatschappij ligt wakker van wat er met onze kinderen op school gebeurt. Veel mensen willen daar ook hun zeg over hebben en er waar mogelijk hun steentje toe bijdragen.
Frisdrank- en snoepautomaten
Nog maar enkele weken geleden verschenen in de pers de onderzoeksresultaten van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie over het voedingsbeleid in scholen. Het ging om de uitslag van een aanvangsmeting die in 2003 werd uitgevoerd en in 2006 zal worden hernomen. Dit onderzoek gaf aan dat nagenoeg alle kleuter- en lagere scholen aan gezonde voeding werken. In het secundair onderwijs is dit vooral beperkt tot de eerste graad. Hier zien we duidelijk de invloed van de eindtermen die in deze onderwijsniveaus al een tijdje gangbaar zijn. Verder bracht het onderzoek aan het licht dat in nauwelijks 7,5% van de Vlaamse basisscholen drankautomaten staan en slechts in 0,8% van de basisscholen snoepautomaten.
Het plaatje is niet zo rooskleurig in het secundair onderwijs. In drie op de vier secundaire scholen staat een drankautomaat en in een op de vier een snoepautomaat. In secundaire scholen wordt er ook opvallend minder melk en fruit aangeboden en meer producten met te veel suiker en vet.
Er volgde een snelle reactie op de bekendmaking van deze resultaten. De 'Coca Cola Enterprises' besliste zelf om haar gesuikerde frisdrank uit de automaten van het basisonderwijs te weren en om in elke automaat van het secundair onderwijs ook een gezond gamma van hun producten aan te bieden. Verenigingen en organisaties die werken aan gezondheidspromotie bleven niet achter. Zij brachten mij spontaan op de hoogte van hun aanbod aan didactisch materiaal in verband met gezonde voeding. U merkt het: de school staat niet alleen.
Een brede aanpak
Werken aan een evenwichtige voeding mag zich echter niet enkel toespitsen op de automatenproblematiek of op didactisch materiaal. Het vereist ook een bredere aanpak.
Gezondheid en gezonde voeding behoren tot het curriculum van het leerplichtonderwijs. De visieteksten die het conceptueel kader schetsen van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen leren ons dat gezondheid ruim, dynamisch en emancipatorisch is. Het einddoel voor jongeren is: over hun gezondheid keuzes kunnen maken, besluiten nemen en daarnaar handelen. Het gaat dus om kennis, vaardigheden en attitudes, gericht op gezond leven in de praktijk.
We weten intussen allemaal wel wat een gezonde levensstijl zoal inhoudt. Kiezen voor gezonde voeding, niet roken, voldoende bewegen, en verder - dat is misschien nog niet zo ruim bekend - een sociaal netwerk hebben, emotioneel en sociaal vaardig zijn, en het gevoel hebben je leven onder controle te hebben. Het omgekeerde levert risico's op voor de gezondheid: ongezonde voeding, roken en overmatig alcoholgebruik, gebruik van drugs en bepaalde geneesmiddelen, weinig beweging, en het slecht hanteren van stress en emoties.
Gezondheidseducatie is dus zeer ruim. Ze kan niet op zich staan. Ze moet ingebed zijn in een gezondheidsbevorderende school. En dat begint in de klas. De leraar kan positief en creatief inspelen op de leefwereld van zijn leerlingen om ze de juiste keuzes te leren maken voor een gezonde leefstijl. De eindtermen zijn voor de leraar een inhoudelijke richtlijn, die hij verder moet invullen vanuit zijn inlevingsvermogen en zijn respect voor de leerlingen. Niet ieder kind moet nog buitenschools aan sport doen en niet bij ieder kind komt er volkorenbrood en veel fruit en groenten op tafel. Maar aanmoedigen om met de fiets naar school te komen of om minder chips en snoep te eten, en uitleggen waarom, dat kan wel natuurlijk.
Naast de klas is er het niveau van de school: het schoolbeleid, het schoolklimaat, de schoolorganisatie en de schoolomgeving. Bij het schoolbeleid denken we aan het materieel en veiligheidsbeleid, het communicatiebeleid en het pedagogisch beleid. Verder is er het schoolklimaat, dat mee bepaald wordt door het schoolreglement, het teamwerk van leraren en de participatie van alle betrokkenen: leerlingen, leraren en ouders, centra voor leerlingenbegeleiding, en de Dienst voor Bescherming en Preventie op het Werk. De schoolomgeving zelf is uiteraard ook van belang. Een speelplaats met voetbalgoals, basketringen, klimrekken en touwen biedt veel meer mogelijkheden dan een lege grijze vlakte. En waterfonteintjes waaraan leerlingen altijd hun dorst kunnen lessen: meer moet dat niet zijn.
Verder kan de school inspelen op de leefomgeving van de leerlingen, door samenwerking te zoeken met het buurtwerk, de lokale overheden, het jeugdwerk en de welzijnssector. Gezondheid wordt immers beïnvloed door omgevingsfactoren en door persoonlijke leefstijl, en daar kan bijvoorbeeld het jeugdwerk iets in beweging zetten.
Natuurlijk hebben ook ouders een belangrijke rol in het ontwikkelen van een gezonde levenswijze bij hun kinderen. Ze kunnen zorgen voor een gevarieerde en gezonde voeding. Ze kunnen beweging inbouwen in het dagelijkse leven: met hun kinderen gaan fietsen of zwemmen, ergens te voet heen gaan, speelgoed kopen dat bewegen stimuleert, of samen huishoudelijke klussen doen. Het blijkt ook dat kinderen met sportieve ouders zelf meer sporten en dat kinderen veel plezier beleven aan sporten in gezinsverband.
Maar zeker voor kinderen die van thuis uit niet de nodige stimulansen krijgen om gezonde leefgewoonten te ontwikkelen, is de rol van de school cruciaal. De eindtermen gezondheidseducatie stellen dan ook dat leerlingen in staat moeten zijn een gezondheidsbevorderende leefstijl aan te nemen. Ze moeten zich dus bewustworden van het feit dat bijvoorbeeld een fysiek actieve leefstijl de kwaliteit van hun leven kan verbeteren, en daar ook naar handelen.
De visietekst bij de eindtermen vraagt ook dat de school de leerlingen stimuleert tot participatie aan het beleid in de bredere maatschappij. Voor gezondheidseducatie betekent dit: deelnemen aan het gezondheids- en veiligheidsbeleid en zich engageren voor een betere gezondheid voor iedereen. Bij het verlaten van de secundaire school moeten leerlingen beseffen dat vrijheid verantwoordelijkheid inhoudt.
Verantwoordelijkheid nemen
Vrijheid houdt verantwoordelijkheid in. Dit geldt ook voor de scholen. In plaats van een simpel verbod op te leggen, wil ik de verantwoordelijkheid van de scholen stimuleren. In mijn beleidsnota beloof ik hen meer autonomie. Vanzelfsprekend houdt dit meer verantwoordelijkheid in.
Ik wil scholen aanzetten om na te denken over hun taak en verantwoordelijkheid in de strijd tegen obesitas. Onderzoek van de Wereldgezondheids-organisatie brengt aan het licht dat de meeste risicofactoren voor een vroegtijdige dood, te maken hebben met onze eet- en bewegingsgewoonten. Daarom ook stelt het Vlaams regeerakkoord van voorbije zomer dat het preventieve gezondheidsbeleid zich vooral moet concentreren op de problemen van overgewicht door ongezonde voeding en te weinig sport en beweging. Om dit te realiseren wordt een engagement gevraagd van de Vlaamse overheden. Zij moeten een voorwaardenscheppende rol opnemen. Vertaald naar het onderwijs betekent dit: scholen stimuleren om in samenspraak met het CLB en externe diensten een voedingsbeleid in te voeren dat past in een breder gezondheidsbeleid. Ik neem deze uitdaging aan en daag op mijn beurt de scholen uit om samen met hun leerlingen intensiever met gezond-heid bezig te zijn. In deze fase wil ik echter vooral "bottom-up" werken, en de initiatieven van onderuit laten komen. Terzake had ik reeds een eerste overleg met de verantwoordelijken van de onderwijskoepels, dat verder opgevolgd zal worden.
Slot
Maar de school staat niet alleen. Er zijn verenigingen en diensten die scholen hierbij kunnen helpen. De GVO-dienst van de Socialistische Mutualiteiten bijvoorbeeld - en dat is overigens niet de eerste keer.
Dit keer biedt de dienst een aantrekkelijk didactisch pakket aan, aangepast aan de leefwereld van kinderen. Iedereen beseft immers dat obesitas een epidemie wordt in de Westerse wereld en de oorzaak kan zijn van o.m. hart- en vaatziekten en diabetes. Het is daarom belangrijk mensen van jongsaf bewust te maken dat het van belang is om gezond te eten en genoeg te bewegen.
De Socialistische Mutualiteit richt zich ditmaal tot kleuters en leerlingen van de lagere school. Ik heb me laten vertellen dat er voor de jongste kinderen een verhalenboek werd geschreven en een doe-koffer ontworpen. Vanaf het derde leerjaar kunnen de leerlingen naar een interactieve tentoonstelling - een interactief restaurant eigenlijk. Voor zichzelf krijgen ze daar een doeboekje en voor hun ouders mogen ze een kookboek meenemen met tips en gerechten om lekker, gezond, snel en goedkoop te koken. Het initiatief om met dit materiaal voor de basisschool ook een ronde te doen langs bioscopen is inventief en doeltreffend.
Ik ben er zeker van dat de scholen de volgende maanden dankbaar gebruik van zullen maken van dit mooie aanbod. De GVO- dienst van de Socialistische Mutualiteit heeft zonder twijfel mooi werk geleverd. Ik wens alle medewerkers veel succes toe.
Ik dank u